Verloop van de militaire gebeurtenissen
Tijdens
de eerste wereldoorlog had Lier het zwaar te verduren. Reeds op 1 augustus
1914 werden in de omgeving van het fort door de genie, om strategische redenen,
13 hoeven en 6 werkmanswoningen met de grond gelijk gemaakt. Op 29 september
werd de stad voor de eerste maal beschoten en vernielde ondermeer "De
Congo" aan de Koning Albertstraat en de windmolen van Pieter Coolen-Ceulemans,
de Pettendonkmolen. Niet minder dan 700 huizen werden totaal vernield en 760
werden min of meer zwaar beschadigd door het inslaan van bommen of brandden
uit. In Koningshooikt werden 93 woningen vernield.
Van 7 tot 25 september verbleef de Generale Staf van het Belgisch leger in het Lierse stadhuis. Koning Albert vertoefde enkele dagen in de woning van burgemeester Jos Schellekens aan de huidige Koning Albertstraat en bezocht daarna dagelijks onze stad vanuit Antwerpen om overleg te plegen met zijn Staf. De koning had zijn werkcabinet in de raadszaal en de Staf was geïnstalleerd in de bovenzaal.
Op 2
oktober poogden de Duitsers tot driemaal toe de Nete in de omgeving van Walem
te overschrijden, doch werden telkens teruggedreven. Op 4 oktober reorganiseerden
de Duitsers hun stoottroepen om de verdediging langs de Nete definitief uit
te schakelen.
Ook langs
Belgische zijde hergroepeerde men. Men verwachtte een Duitse overschrijdingspoging
van de Nete tussen Lier en Duffel, waar zich minder overstromingen voordeden.
De plaatselijke verdediging werd versterkt, de laatste artilleriereserves
ontplooid en de 5de Reserve Divisie dichterbij gebracht. Men kreeg ook versterking
van 2.000 Engelse marinefuseliers van de Royal Marine Light Infantery onder
het bevel van brigadier Paris.
Op de rechteroever van de Nete moesten het 2de Regiment Jagers te voet, onder
het bevel van kolonel Tiéchon, het 2de Regiment Carabiniers, onder
kolonel Biebuyck en het 7de Linie Regiment de Nete verdedigen.
Langs
de linkeroever waren de Duitse. 5de en 6de Reserve Divisies in stelling gebracht.
Eveneens op 4 oktober begon de aanval van het 35ste Reserve Infanterie Regiment,
onder de leiding van Oberstleutnant von Ernst met het 1ste en 3de bataljon,
op de stad zelf. Bij hen voegde zich de 1ste Reserve Compagnie van het pioniersbataljon
onder Hauptmann zur Nedden, die zich reeds had doen opmerken bij de inname
van het fort van Lier op 3 oktober.
De stad scheen verlaten, maar eens de Duitsers in de straten van de stad, braken verschrikkelijke straatgevechten los en werden de in de val gelokte Duitsers vanuit huizen met snelvuur bekogeld. Pas op 5 oktober was de stad volledig in handen van de Duitsers.
De Nete
echter was nog steeds niet bedwongen.
In de nacht van 4 op 5 oktober lukten de Duitsers erin te Lier zelf bijkomende
bruggen over de Nete te slaan. De Engelsen, die zich uit Lier hadden teruggetrokken,
bestookten de stad met zware brisantbommen.
Vanuit
de stad beschoten Duitse mitrailleurnesten het 7de Linie, opgesteld nabij
de samenvloeiïng van de Grote en de Kleine Nete. De grote strijd was
nakend.
Daar het 2de Regiment Carabiniers volledig was ingezet, moest kolonel Biebuyck
versterking inroepen, die men hem echter niet kon geven. De Duitse exploitatiedruk
werd steeds groter en de toestand scheen onhoudbaar. De Duitsers bereikten
op 5 oktober het "Hof van Ringen" en het 7de Linie moest wijken.
Ter hoogte van het "Hof van Lachenen", kon men de druk evenmin nog
langer opvangen. Na zeven uur harde strijd bezetten de Duitsers een lijn lopende
van aan de uithoek van Lier, langs de baan naar Duffel, tot aan het "Hof
van Lachenen", dat men ook in de late namiddag moest prijsgeven.
Aan de
brug van Duffel bleef majoor Lauwens met het 1 ste bataljon weerstand bieden,
maar lag onder zwaar artillerievuur.
Opnieuw werd om versterking gesmeekt.
Omstreeks
middernacht viel voor de 2de Jagers het bevel: "Een aanval met het blanke
wapen". Voor de enkelen die nog munitie hadden klonk het bevel: "Magazijnen
ledigen", en voor allen: "Bajonet op het geweer". Zware lijf
aan lijf gevechten speelden zich af, maar het aantal Belgen was te gering
om de Duitse overmacht te verdrijven. De tegenaanval om de Duitsers terug
over de Nete te drijven was mislukt.
Op 6
oktober, na vier dagen onverpoosde strijd, liet de algemene uitputting van
de troepen niet toe de weerstand aan de Nete nog te verlengen. De Duitsers
sloegen drie zware bruggen voor het transport van hun 420 mm-geschut over
de Nete ter hoogte van Anderstad. Ook drie Duitse regimenten trokken over
de Nete. De strijd was gestreden. Het Duitse leger onder het bevel van von
Beseler zag de val van Antwerpen tegemoet.
Na de
vijandelijkheden, begin oktober 1914, lagen de gesneuvelden op het slagveld
verspreid. De Belgische soldaten lagen vooral nabij het "Hof van Ringen",
langsheen de Mechelse- en Lintsesteenweg en op Lachenen. De Engelsen vond
men nabij de Lisperpoort, aan de Antwerpsesteenweg en in de lusttuin van het
Casino en de Duitsers meestal nabij de Mechelsesteenweg, buiten de Leuvensepoort
en op de stadswandeling nabij de Antwerpsepoort.
Er werden 344 gesneuvelden begraven: 254 Belgen; 17 Engelsen; 1 Rus, soldaat
bij het 6de Linie; en 72 Duitsers.